Boekenwurmen, welkom in Israël! Het is hier deze week Nationale Boekenweek. In het hele land zijn tal van boeken stevig afgeprijsd. Sowieso bent u hier aan het goede adres. Een boek wordt in Israël namelijk nog steeds op waarde geschat. Een paar ervaringen.

Het was moeilijk. Voordat de verhuizers kwamen moest het er echter toch van komen: de boekenkast doorspitten. Wat blijft er in Nederland? Wat gaat er mee naar Israël? Wat kan weg? Een deel van de ‘afdankertjes’ leverde nog wat op bij een antiquaar. De rest was voor de papierbak.

Wil je van je boeken af? Het kan ook anders. Her en der in Jeruzalem kom je ze tegen: afgedankte bushokjes volgestouwd met boeken. Het staat iedereen vrij om er boeken te deponeren of juist weg te halen.
Het kan nog gemakkelijker. Als ik me fietsend door de stad beweeg, houd ik de trottoirs nauwlettend in de gaten. Nogal eens knijp ik stevig in mijn remmen. Dan ligt er weer een stapel boeken achteloos op de stoep. Voorbijrijden zonder even te kijken kan ik niet. En het levert een enkele keer zowaar iets op. Neem die Engelse Bijbel. King James-vertaling, keurig in horloges replica de kaft, ‘Old and New Testament’. Het exemplaar zou m’n boekenkast sieren. Toch maar laten liggen. Er zou hier in Jeruzalem zomaar iemand kunnen zijn voor wie het boek een openbaring is. Een paar uur later was het exemplaar verdwenen…

Boeken horen in Israël gewoon in de publieke ruimte. Zo zie je hier met enige regelmaat iemand al lopend lezen. Eén ervaring is blijvend in mijn geheugen gegrift. Het tafereel had iets schilderachtigs, haast iets religieus. Ze stond in de schaduw van een grote boom vol paarse bloesems. Op haar buik bungelde een kereltje van enkele maanden oud. Haar haar was zorgvuldig weggewerkt in een kleurige hoofddoek. In haar handen hield ze een psalmboekje. Het kind sliep; haar lippen prevelden. Ze was zichtbaar en merkbaar betrokken op een andere wereld. Aan voorbijgangers schonk ze geen aandacht. Ze gehoorzaamde aan de opdracht van God: ‘Deze woorden, die ik u heden gebied, moeten in uw hart zijn’ (Deut. 6:6). Ik voelde me -op weg naar de taalschool- even heel seculier en aards.

Nu we het toch over boeken hebben dan deze ervaring ook nog maar. Het Messiaans-Joodse kerkgebouw zat stampvol. Gelukkig stond er in een hoek nog een klapstoel. Na de lezingen uit de Schrift nestelde ik me zo gerieflijk mogelijk op m’n zetel; klaar voor de preek. Plotseling werd ik op mijn schouders getikt. Een oudere man maakte me op niet mis te verstane wijze duidelijk dat ik mijn Bijbel zeker niet op de grond mocht leggen. Weer was er dat gevoel heel seculier en aards te zijn. De toepassing was er voordat de preek begon: hoe is het gesteld met mijn respect voor de God van het Woord én het Woord van God?