Fietsen
Het coronavirus; een sierlijke naam voor een venijnig virus dat het leven van menigeen op deze wereld flink op z’n kop zet. De ene na de andere lockdown wordt aangekondigd. Complete landen en steden zijn afgegrendeld. Thuisblijven is het devies.
In Israël zitten we in de nasleep van de tweede lockdown. De meeste belemmeringen zijn opgeven. De kinderen gaan weer naar school; bedrijven en winkels zijn weer open. Gelukkig.
De eerste lockdown, in maart, was onplezierig. Op een bepaald moment was de maximale toegestane actieradius 100 meter van huis. Alleen het doen van boodschappen viel buiten deze regel. Een bezoek aan de supermarkt was nog nooit zo leuk!
De tweede lockdown, die begin september van kracht werd, duurde minstens zo lang, maar verliep voor ons heel wat vriendelijker. Dat kwam door één specifieke overheidsmaatregel: de strenge afstandsregels golden niet voor niet-gemotoriseerde sportactiviteiten. Ofwel, sportend mocht je overal naartoe.
Nu biedt dat voor een doorsnee Israëli weinig soelaas. De Israëlische politiek heeft echter buiten fietsende Hollanders gerekend.
Bij onze verhuizing naar Jeruzalem hebben we zitten dubben of we onze fietsen mee zouden nemen. Uiteindelijk hebben we onze Hollandse stalen rossen ingeruild voor enkele mountainbikes en die toch maar op de boot naar Israël gezet. Een juiste beslissing!
Ons fietsenpark -de buren lachten aanvankelijk om de propvolle garage- verschafte ons tijdens de lockdown heel wat fijne gezinsmomenten. We trekken sportieve kleding aan en vervolgens ligt een groot deel van de stad legitiem binnen ons bereik. Menige speeltuin kan gewoon met een bezoek worden vereerd.
Extra bijzonder zijn de ritjes naar de Oude Stad. Met een glimlach op ons gezicht scheuren we door de verlaten steegjes. Politieagenten die controleren of iedereen zich aan de coronaregels houdt, kijken verbaasd toe. Ze kunnen ons enthousiasme over het algemeen gelukkig wel waarderen.
Onze bewegingsvrijheid werd opgemerkt. Een jonge moeder zag kansen en informeerde bij mijn vrouw hoe het toch kwam dat al onze kinderen konden fietsen. ‘Ik heb via internet inmiddels een fietsleraar gevonden. Hij vraagt 150 shekel per uur. Zou dat wat zijn?’
Het bezit van een fiets is in Israël niet vanzelfsprekend; laat staan het kunnen fietsen. Recent liepen mijn vrouw en ik ’s avonds nog even rondje door de wijk. Het was al donker. Een man haalde ons rennend in. Zijn zoon fietste naast hem. Pa hield de jongen stevig vast. Zoonlief maakte zijn eerste meters op een fiets.
Niets bijzonders; zo leerden we het in Nederland allemaal. Totdat we beter keken. De bewuste jongen was minstens twaalf jaar oud. Hoogtijd om de kunst van het fietsen te beheersen, zullen vader en zoon hebben gedacht.
Een paar dagen later gaan we er als gezin weer op uit. Trots kijk ik naar onze jongste van vier jaar oud. Als een volleerd coureur crost hij ervandoor op zijn fietsje. Een echte Nederlander!