Melk en Honing
Het land van melk en honing doet niet altijd zijn naam eer aan. Omdat onze zuivel op was, liep ik afgelopen week even naar de supermarkt om wat pakken melk te halen. Daar stuitte ik op een leeg zuivelvak. Overvloeiend van melk en honing; deze week even niet.
Het gebrek aan zuivel heeft alles te maken met Jom Kipoer. Op deze heiligste Joodse feestdag ligt het maatschappelijke leven stil. Ook in veel fabrieken gaat de stekker eruit. De melkfabrieken waren vanwege deze productiestop niet in staat om voldoende melk te leveren aan de supermarkten.
Echt overtuigen doet dit argument niet. Immers, een beetje ondernemer participeert op wat komt. Je laten verrassen door Jom Kipoer getuigt van een uiterst slechte planning.
Achter het melktekort schuilt dan ook een groter probleem. Er is structureel iets mis met de zuivelketen in Israël. Vorig jaar was er in het land bijvoorbeeld ook al een heus botertekort. In veel supermarkten ging het vette goedje daarom wekenlang op rantsoen.
Zelfs politici spraken zich uit over het botertekort. Critici verweten de politiek ondertussen boter op het hoofd te hebben. Doorgeschoten marktwerking zou de bron van het probleem zijn.
Om het botertekort op te lossen, werd er vanuit alle hoeken van Europa boter geïmporteerd. De Finse variant was prima te eten. De Russische boter daarentegen vormde een aanslag op onze smaakpapillen; maar was gelukkig wel goed genoeg voor de appeltaart!
Een tekort aan melk en boter in Israël lijkt in tegenspraak te zijn met de Bijbelse omschrijving van het land Kanaän. Hoezo een land vloeiend van melk en honing?
Uiteraard zijn niet alle kwalificaties van toen automatisch van toepassing op het Israël van nu. Daar komt bij dat het nog maar de vraag is of de Bijbelse melk en honing synoniem staan voor onze weidemelk en bloemenhoning.
In de Talmoed wordt daarom al gesuggereerd dat met ‘honing’ wel eens dadelsiroop bedoeld zou kunnen zijn. Dadels zijn in Israël immers royaal voorhanden. Bovendien geldt voor dadelsiroop dat het vloeibaar is.
Ook voor ‘melk’ zijn alternatieven aangedragen. In de Bijbel lezen we regelmatig over koeien. Daarbij moeten we niet denken aan de zwartbonte variant die de Nederlandse weilanden bevolkt. De traditionele koe in het Midden-Oosten is klein en pezig van stuk en bepaald geen ‘melkmachine’.
Om de lokale melkproductie een boost te geven, importeerde Israël in de vorige eeuw Nederlands vee. Nazaten ervan tekenen nog steeds voor een groot deel van de Israëlische melkproductie. Zij leveren gemiddeld zelfs 30 procent meer melk dan hun verre familie uit Nederland.
Enfin, vroeger was Israël bepaald geen ‘koeienland’. En nog steeds zijn koeien niet populair onder alle bevolkingsgroepen. Lokale bedoeïenen bijvoorbeeld hoeden met reden nog steeds vooral schapen en geiten. Deze dieren leveren immers naast vlees en melk ook wol. Bovendien scharrelen deze dieren ogenschijnlijk gemakkelijk hun kostje bijeen in de schrale, rotsachtige woestijnen.
Het is niet onwaarschijnlijk dat de ‘melk’ in de Bijbel daarom refereert aan geiten- of schapenmelk. Een vertrouwd product voor de Israëlieten van toen. De Bijbel meldt immers dat ook zij oorspronkelijk vooral hoeders van kleinvee waren (Gen. 46:32-34).
Ondertussen ben ik maar wat blij met de zwartbonte landgenoten die ik hier aantref. Wellicht is het zelfs mogelijk om nog enkele duizenden melkkoeien uit Nederland te importeren. Een win-winsituatie: Israël lost daarmee zijn melktekort op en Nederland zet een stap in het oplossen van het stikstofprobleem. Bijkomend voordeel: het voorkomt dat we hier geiten- en schapenmelk moeten gaan drinken. U begrijpt, aan die smaak kan ik maar moeilijk wennen.